Dat blijkt uit onderzoek van lector en onderzoeker aan de Karel de Grote-Hogeschool Kathleen Biesmans, in samenwerking met GZA. Voor het onderzoek ging ze in zeven Vlaamse ziekenhuizen na hoe pas bevallen moeders de zorg ervoeren, in hoeverre deze overeenkwam met de richtlijnen van de WHO, en of deze richtlijnen een positief effect hadden op de voedingskeuze en de borstvoedingsduur. ‘Gemiddeld bleek 79,5 procent te kiezen voor borstvoeding’, zegt ze. ‘Maar opmerkelijk genoeg ligt dat aantal binnen het gevoerde onderzoek dus niet hoger in ziekenhuizen met een BFHI-certificaat. Wél van invloed bleken prenatale informatie betreffende borstvoeding, of de moeder zelf borstvoeding kreeg als baby, en of ze al ervaring had met het geven van borstvoeding.’ Toch vindt de onderzoekster het BFHI-certificaat nog steeds belangrijk: ‘Het stimuleert ziekenhuizen om te blijven streven naar de hoogste kwaliteit. Bovendien mogen we niet uit het oog verliezen dat het BFHI-label samen hoort te gaan met een fysiologische, verloskundige visie en een sterk moedervriendelijk beleid. Deze aspecten werden in dit onderzoek minder grondig bevraagd, maar kunnen wel van invloed zijn op de borstvoeding.’ Biesmans K, Ceulemans C, Franck E (allen KdG-H), Eelen E (GZA). Baby-Friendly Hospital Initiative: een evaluatie in Vlaanderen. Gasthuiszusters Antwerpen, Karel de Grote-Hogeschool, 2014.
Bron: Actueel Vlaanderen, Nursing december 2014 |