Nieuws NETWERK VERPLEEGKUNDE
Terug

COVID-19 als beroepsziekte

Laatste stand van zaken

COVID-19 werd op 23 maart 2020 door Fedris (het Federaal Agentschap voor Beroepsrisico’s) erkend als een beroepsziekte, zij het enkel voor personen die werkzaam waren in de gezondheidszorg en die een duidelijk verhoogd risico liepen om besmet te worden door het virus. Op 15 april volgde er een wetsvoorstel om  die erkenning als beroepsziekte uit te breiden tot alle werknemers die bij het uitoefenen van hun beroep fysiek in contact kwamen met anderen. 

Het wetsvoorstel van 15 april 2020  tot wijziging van het Koninklijk Besluit van 28 maart 1969 poogde meer bepaald een nieuwe categorie van beroepsziekten in te voeren via de erkenning van infectieziekten die nationale of regionale overheden aanzetten tot verregaande maatregelen om het contact te beperken. In dat verband stipuleerde het wetsvoorstel dat élke werknemer een infectieziekte (zoals COVID-19) zou moeten kunnen laten erkennen wanneer hij/zij ze opliep tijdens een periode van lockdown waarin men aan het werk was. Bovendien moest desbetreffende werknemer kunnen aantonen dat er bij het uitoefenen van het beroep sprake was van fysiek in contact komen met anderen (te denken valt aan contact met collega’s, klanten of patiënten). Het betrof dus een voorstel waarbij iedereen die niet volledig kon terugvallen op telewerk COVID-19 als beroepsziekte zou kunnen erkennen. 

Desalniettemin heeft de wetgever er bij de uiteindelijke wijziging van het Koninklijk Besluit van 28 maart 1969 voor geopteerd om alsnog een iets restrictievere benaderingswijze te hanteren. Zo bepaalt artikel 1 van het KB van 28 maart 1969 momenteel dat “elke ziekte veroorzaakt door SARS-CoV-2 bij werknemers die in de periode van 18 maart 2020 tot en met 17 mei 2020 beroepsactiviteiten hebben uitgeoefend in bedrijven van de cruciale sectoren en de essentiële diensten zoals bedoeld in de bijlage van het ministerieel besluit van 23 maart 2020 houdende dringende maatregelen om de verspreiding van het coronavirus COVID-19 te beperken, voor zover het optreden van de ziekte wordt vastgesteld in de periode van 20 maart 2020 tot en met 31 mei 2020” aanleiding geeft tot schadeloosstelling. 

Waar het aanvankelijke wetsvoorstel tot wijziging van het KB dus stipuleerde dat élke werknemer die bij het uitoefenen van zijn beroep in fysiek contact kwam met anderen COVID-19 onder bepaalde voorwaarden als beroepsziekte moest kunnen laten erkennen, gaat het in het uiteindelijk gewijzigde KB louter over werknemers van de cruciale sectoren en de essentiële diensten die schadeloosstelling kunnen bekomen. Wat er onder 'cruciale sectoren en essentiële diensten' dient te worden begrepen, wordt verduidelijkt in de bijlage van het Ministerieel Besluit van 23 maart 2020. Te denken valt bijvoorbeeld aan werknemers van medische zorginstellingen, integratie- en inburgeringsdiensten, taxidiensten, apotheken, universiteiten, enzovoort.