Verpleegkundigen manifester aanwezig aan het sterfbed | |||
Het NVKVV wenst meer duidelijkheid in de wetgeving over de rol van verpleegkundigen bij euthanasie e.a. medische beslissingen bij het levenseinde. | |||
In oktober 2005 werd binnen het NVKVV de Ad hoc werkgroep Rol en houding van de verpleegkundige bij euthanasie e.a. Medische Beslissingen bij het Levenseinde opgericht. Deze ad hoc werkgroep, onder voorzitterschap van dhr. R. Tytgat, bestaat uit leden van de Juridische Adviesgroep, van de Werkgroep Spoedgevallen en Intensieve Zorg en van de Werkgroep Pastoraal, Ethiek en Humanisering. Ook mevr. Ingrid Lauwers, stafmedewerker zorgdepartement en coördinator Palliatief Support Team Sint-Vincentiusziekenhuis V.Z.W. Antwerpen/Mortsel, maakt er deel van uit. De werkgroep wordt voor sociaal-wetenschappelijk advies bijgestaan door prof dr Johan Bilsen, docent en onderzoeker van de Onderzoeksgroep Zorg rond het Levenseinde van de VUB. Aanleiding tot de oprichting was de vaststelling dat verpleegkundigen in een onduidelijke en kwetsbare positie verkeren bij alle medische beslissingen aan het levenseinde (MBL). De ad hoc werkgroep heeft zich tot doel gesteld richtlijnen voor verpleegkundigen uit te werken, in eerste instantie rond euthanasie, later rond andere MBL’s. Een intensieve vergaderfrequentie leidde reeds tot een voorstel met aanvullingen op de wet op de euthanasie van 28 mei 2002 en tot het aanstippen van pijnpunten bij de andere MBL’s. Voorstel tot aanvullingen op de Wet op de Euthanasie van 28 mei 2002Aangezien het verlenen van stervensbegeleiding en begeleiding bij de verwerking van het rouwproces tot de A-handelingen van de verpleegkundigen behoort, zal de verpleegkundige er haast vanzelf over waken dat de nodige bijstand wordt verleend bij het stervensproces van de patiënt en de rouwverwerking. In de wet op de euthanasie staat dat de arts het verzoek van de patiënt moet bespreken met het verplegend team. De werkgroep vraagt bijkomend dat de geraadpleegde leden van het verpleegkundig team ook hun visie mogen neerschrijven in het patiënten dossier. Sinds kort werd ook de rol van de apotheker toegevoegd aan de wet. Wij wensen dat voor wat betreft de verzorgingsinstellingen wordt verduidelijkt dat de apotheker het voorgeschreven euthanaticum persoonlijk aflevert aan de betrokken arts of aan de verpleegkundige en dat de arts de apotheker op de hoogte brengt welke verpleegkundige het voorgeschreven euthanaticum in ontvangst zal nemen. Wij vinden het ontzettend belangrijk dat verpleegkundigen wettelijk beschermd worden wanneer wij voorbereidende handelingen uitvoeren, nodig voor de toepassing van de euthanasie. Welke deze voorbereidende handelingen precies zijn, zal nog moeten worden bepaald door de koning, na advies van de Technische Commissie voor Verpleegkunde. Tenslotte zijn we ons bewust van het belang van “zorg om de zorgenden” en van mening dat in de wet moet worden opgenomen dat na de uitvoering van de euthanasie de gezondheidszorgwerkers die bij de euthanasie betrokken waren, een nabespreking houden ten einde hun ervaringen en emoties te verwoorden, zonodig in aanwezigheid van een psycholoog. Onderstaande concrete juridische voorstellen ter aanvulling van de Wet op de Euthanasie van 28 mei 2002 worden in de loop van 2006 voorgelegd aan de achterban en zullen onderwerp uitmaken van gesprekken met diverse betrokkenen. Art.3 §2 4°: …of leden van dit team. De betrokken leden van het verpleegkundig team schrijven hun visie in het patiënten dossier. Art. 3 bis: De apotheker die een euthanaticum aflevert, pleegt geen misdrijf, wanneer hij handelt op basis van een voorschrift opgesteld door een arts die heeft gehandeld overeenkomstig de bepalingen van artikel 3, § 1 tot 3, of artikel 4, § 2. Art. 3 ter: 2° Zonder afbreuk te doen aan artikel 14, bespreekt de arts vooraf met de verpleegkundige(n), de handelingen die zullen worden verricht, alsook de te gebruiken middelen en worden de afspraken door de arts in het patiëntendossier geschreven en door hen ondertekend. 3° Enkel de arts dient de euthanatica toe aan de patiënt. 4° Onverminderd art. 21 quinquies § 1 a) van het K.B. nr 78 zal de verpleegkundige erover waken dat de nodige bijstand wordt verleend bij het stervensproces van de patiënt en de rouwverwerking. Art. 7 Art. 14 (tweede alinea) Uit het patiëntendossier van de patiënt moet blijken dat aan de voorwaarden en de procedure zoals voorzien in artikel 3 of artikel 4 wordt voldaan. Art. 14 bis Na de uitvoering van de euthanasie houden de gezondheidszorgwerkers die bij de euthanasie betrokken waren, een nabespreking ten einde hun ervaringen en emoties te verwoorden, zonodig in aanwezigheid van een psycholoog. Medische Beslissingen bij het Levenseinde: ook hier willen verpleegkundigen meer duidelijkheidEuthanasie vertegenwoordigt maar één beperkt aspect van de Medische Beslissingen bij het Levenseinde (MBL). En uiteraard kennen we naast de MBL’s ook het bestaan van de Palliatieve Zorg (PZ), die in de Wet op de Palliatieve Zorg van 14 juni 2002 als volgt wordt omschreven: “Onder palliatieve zorg wordt verstaan : het geheel van zorgverlening aan patiënten waarvan de levensbedreigende ziekte niet langer op curatieve therapieën reageert. Voor de begeleiding van deze patiënten bij hun levenseinde is een multidisciplinaire totaalzorg van essentieel belang, zowel op het fysieke, psychische, sociale als morele vlak. Het belangrijkste doel van de palliatieve zorg is deze zieke en zijn naasten een zo groot mogelijke levenskwaliteit en maximale autonomie te bieden. Palliatieve zorg is erop gericht de kwaliteit van het resterende leven van deze patiënt en nabestaanden te waarborgen en te optimaliseren.” Na uitgebreid onderzoek kunnen de medische beslissingen bij het levenseinde als volgt ingedeeld worden: 1.1. euthanasie (Wet 28 mei 2002 art 2: “Onder euthanasie wordt verstaan het opzettelijk levensbeëindigend handelen door een andere dan de betrokkene op diens verzoek). 1.2. zonder uitdrukkelijk verzoek van de patiënt 1.3. Hulp bij zelfdoding 2. Intensifiëring van pijn- en symptoombestrijding 2.1. wetende dat de patiënt vroeger KAN sterven 2.2. mede met de bedoeling het leven te verkorten 3. Beslissing tot niet (meer) behandelen 4. Palliatieve sedatie Ook bij optimale palliatieve zorg kunnen in de terminale fase lichamelijke of psychische symptomen voorkomen die onbehandelbaar zijn en leiden tot ondraaglijk lijden, zogenaamde refractaire symptomen. Bij deze indicatie kan palliatieve sedatie, dit is “het opzettelijk verlagen van het bewustzijn van een patiënt in de laatste levensfase”, worden toegepast. De mate van bewustzijnsverlies kan variëren van gering tot volledig. Onder diepe sedatie wordt het doorlopend in slaap houden van een patiënt verstaan, met behulp van hoge dosissen sedativa, met als doel zijn lijden te verlichten maar zonder de bedoeling het leven te beëindigen. Diepe sedatie wordt soms ook wel palliatieve of terminale sedatie genoemd. Wordt vervolgd…De ad hoc werkgroep werkt verder aan volgende thema’s in verband met medische beslissingen aan het levenseinde:
8 maart 2006 (enkele correcties 25 juli 2006) | |||