Invloed van sociale media op adolescenten met een eetstoornis
In deze rubriek presenteren bachelor- en masterstudenten hun eindproef.  Ook meedoen? Mail je proef naar info@nvkvv.be
Nursing april 2020





Femke De Laet (24 jaar)
Afgestudeerd: Juni 2019, Thomas More Mechelen, Bachelor verpleegkunde 
Werk: afdeling psychosezorg, ZNA Stuivenberg Antwerpen 
Geleerd: ‘Adolescenten groeien op met sociale media en hebben vaak niet door dat dit een invloed heeft op hun welzijn. Ik vind het belangrijk om samen met 
de cliënt stil te staan bij het gebruik van sociale media en samen te zoeken naar hulpmiddelen bij herstel.’

Context 
Vrouwelijke adolescenten vormen de grootste risicogroep voor het krijgen van een eetpathologie. Ze zijn actief bezig met hun uiterlijk, gewicht en het veranderen van hun lichaam. Sociale media zijn laagdrempelig en kunnen een grote invloed hebben op het ontstaan van en omgaan met een eetpathologie. Tijdens mijn stage merkte ik dat er op de werkvloer een kennistekort bestaat over de invloed van sociale media op eetstoornissen, mede in de hand gewerkt door de generatiekloof tussen hulpverleners en jongeren met eetstoornissen.

Methode 
Er werd een literatuurstudie gestart naar de invloed van sociale media op een eetpathologie en de kennistekorten hierover in de hulpverlening. Daarna werd een bijscholing opgesteld over sociale media en eetpathologie. De bijscholing werd uitgetest op een gespecialiseerde afdeling voor eetstoornissen in het psychiatrisch ziekenhuis Alexianen in Tienen. 

Resultaten 
Uit de bestudeerde onderzoeken blijkt dat sociale media negatieve eff ecten kunnen hebben op lichaamsbeeld, depressies, sociale vergelijking en gestoord eten.1 Symptomen van eetpathologie kunnen toenemen door sociale media. Adolescenten besteden veel tijd aan het bewerken van foto’s voor sociale media, uit angst om negatieve commentaren te krijgen.2 De ervaren druk kan een impact hebben op het zelfbeeld van de adolescent. Internet brengt adolescenten in contact met verschillende peer-groepen die een invloed kunnen uitoefenen. Pro-herstelwebsites zouden een positief eff ect kunnen hebben op de pathologie, maar daarover is weinig te vinden in de literatuur. In de hulpverlening is er nood aan modules in het therapieaanbod over de invloed van sociale media op een eetproblematiek. Verpleegkundigen kunnen cliënten bewust maken van de invloed van sociale media en hen helpen zoeken naar nuttige mediabronnen die kunnen helpen bij herstel, zoals websites waar adolescenten op een constructieve manier steun uit kunnen halen. De bijscholing toonde aan dat verpleegkundigen behoefte hebben aan meer kennis over sociale media.

Conclusie
Sociale media kunnen enerzijds bijdragen aan de promotie en het blijvend onderhouden van een eetstoornis, maar anderzijds ook positief aangewend worden voor herstel. Verder onderzoek naar hoe cliënten te begeleiden in hun omgang met sociale media is aangewezen. 

Noten
  1. Saffran K, Fitzsimmons-craft EE, Kass EA, Wilfley ED, Taylor BC, & Trockel M. (2016). Facebook usage among those who have received treatment for an eating disorder in a group setting. International journal of eating disorders, 764-777.
  2. Saul SJ & Rodgers FR (2018). Adolescent eating disorder risk and the online world. Child & adolescent psychiatry consulting, 221-228.