je bent hier:
nn INFORMATIE BORSTVOEDING
Uitreiking van het certificaat 'Borstvoedingsvriendelijke organisatie'
Op 6 mei ging in Leuven de uitreiking van het ‘Certificaat Borstvoedingsvriendelijke Organisatie’ door.

Het Expertisecentrum Kraamzorg De Bakermat heeft in 2006 een kwaliteitslabel uitgewerkt voor organisaties die werkzaam zijn in de maatschappelijke gezondheidszorg en die beantwoorden aan belangrijke standaarden en internationale criteria in zorg voor en begeleiding van borstvoeding. Dit certificaat werd opgemaakt met toestemming van Unicef (Engeland) en in samenwerking met de Stichting Zorg voor Borstvoeding in Nederland.

Kleine historiek

Voor de ziekenhuizen bestaat er in België al enkele jaren een kwaliteitslabel : het babyvriendelijk ziekenhuis-certificaat.  Er zijn tot nog toe zo’n 22 ziekenhuizen die dit label behaald hebben. Voor de dienstverlening in de eerstelijnszorg, zoals bv. de thuiskraamzorg bestond in Vlaanderen tot 2006 nog geen kwaliteitslabel. En zo belangrijk als een goede start van de borstvoeding in het ziekenhuis is, zo blijkt ook een degelijke begeleiding bij borstvoeding wanneer mama’s er thuis alleen voorstaan van groot belang.
Op 22 mei 2008 werd voor het eerst een ‘Certificaat Borstvoedingsvriendelijke Organisatie’ uitgereikt aan het Geboorte-Informatiecentrum Geel. In 2009 waren twee Kraamzorgcentra aan de beurt, nl. Kraamzorg Landelijke Thuiszorg en Kraamzorg ‘De Wieg’ als ook het Expertisecentrum Kraamzorg ‘De Wieg’.
Dit jaar vond de certificering plaats van twee organisaties die in 2009 begonnen aan hun procedure tot het behalen van het Certificaat; nl. Kraamzorgdienst Reddie Teddy en Vroedvrouwenpraktijk De Bakermat.

Waarom een kwaliteitslabel?

De pasbevallen mama en haar partner krijgen vaak van alle kanten advies over borstvoeding. Enerzijds van de huisarts, de kinderarts of Kind en Gezin, anderzijds van familie, vrienden of collega’s. Ook tijdschriften en internet worden gretig geraadpleegd. Dat maakt het moeilijk om de broodnodige én eenduidige begeleiding in de eerstelijnszorg te organiseren en consequent aan te houden. Onderzoek bevestigt bovendien dat professionele zorgverstrekkers vaak heel wat tegenstrijdige adviezen geven.

Met het oog op het wegwerken van deze lacune heeft De Bakermat dit kwaliteitslabel in opdracht van Kind en Gezin voor Vlaanderen uitgewerkt.  Het 7-puntenplan, opgemaakt volgens de internationale criteria van Unicef, werd hertaald naar de Vlaamse maatschappelijke gezondheidszorg.

Een ‘Borstvoedingsvriendelijke Organisatie’ voldoet aan de volgende 7 punten:
  1. Er is een borstvoedingsbeleid op papier dat standaard bekendgemaakt wordt aan alle medewerkers.
  2. Alle betrokken medewerkers leren de vaardigheden aan die noodzakelijk zijn voor de uitvoering van dat beleid.
  3. Alle zwangere cliënten/patiënten worden ingelicht over het belang en de praktijk van het geven van borstvoeding.
  4. Vrouwen die borstvoeding geven, worden daarin gestimuleerd en ondersteund.
  5. Aan vrouwen die borstvoeding geven, wordt uitgelegd dat het kind tot de leeftijd van ongeveer zes maanden over het algemeen geen andere voeding nodig heeft dan moedermelk en dat de borstvoeding gecombineerd met andere voedingsmiddelen, daarna kan worden voortgezet zolang moeder en kind dat wensen.
  6. Er wordt voorlichting gegeven over de mogelijkheden van het combineren van borstvoeding met werk (of studie) buitenshuis.
  7. Er worden contacten onderhouden met andere organisaties en zorgverleners en de ouders worden verwezen naar borstvoedingsorganisaties.
Moet borstvoeding wel gestimuleerd worden ?

Borstvoeding is de optimale voeding voor kinderen en zou minstens tot de leeftijd van 6 maanden de gewone gang van zaken moeten zijn. Dit wordt niet alleen aanbevolen door de Wereldgezondheidsorganisatie, maar ook gepromoot door Kind en Gezin en het Actieplan voeding en beweging 2008-2015 van het Vlaams Instituut voor Gezondheidspromotie (VIG), het huidige VIGeZ. In dit actieplan wordt gestreefd naar een stijging van het percentage moeders dat borstvoeding geeft op dag 6 van 64% naar 74% in 2015. Sinds 2006 (63,6% cijfers K&G) is het startcijfer al gestegen naar 66,7% (cijfers K&G, 2009), maar om de vooropgestelde 74% te behalen zijn er duidelijk nog meer stimuli en ondersteunende acties nodig.  Ook als we kijken naar de eerste maanden zien we dat er nog werk aan de winkel is. Het startcijfer (66,7%) daalt snel de eerste drie maanden (in 2009 36,2%). Een korte vergelijking met de ons omringende landen: Duitsland (90% startcijfers en 61% bij 4 maanden), Zweden (98% en nog 53 % op 6 maanden), Noorwegen (98% en nog 50% op 6 maanden), leert ons dat verbetering wel degelijk mogelijk is. Ondersteuning en juiste informatie van zorgverstrekkers die borstvoedende moeders in de eerste levensmaanden zien is dus onontbeerlijk voor het langer doorgaan met borstvoeding.

Organisaties in de maatschappelijke gezondheidszorg (kinderdagverblijven, vroedvrouwpraktijken,…) die geïnteresseerd zijn om ook gecertificeerd te worden, vinden meer informatie op www.wegwijsborstvoeding.be en kunnen contact opnemen met De Bakermat. 

Geef uw gebruikersnaam en wachtwoord in:
Blijf ingelogd
Inlogtips